Geldstromen door de school

Zeggenschap begint en eindigt op het schoolplein

“Door de onderwijsgeldstromen door en rond de school grondig in beeld te brengen, krijgen we inzicht in knelpunten en kansen voor efficiency en effectiviteit, terwijl we daarnaast trefzekerder kunnen sleutelen aan samenwerking en zeggenschaps-(her)verdeling in en rond de school.”
Doelstelling Geldstromen door de school (2016)

Het onderzoek ‘Geldstromen door de school’ startte in 2016: een onderzoek van onderop naar alle geldstromen in het onderwijs. Van 7B tot OCW. Het brengt in beeld hoe ongebalanceerd de zeggenschap in het bestaande systeem is. Op hoeveel plekken ‘boven je hoofd’ je wel niet als leerkracht of ouder moet ‘medezeggenschappen’ om een sprankje invloed te hebben. Hoe krachtig dat systeem terugduwt als je iets wilt veranderen. En hoe nodig dat is.

Er zijn geen goede redenen om het systeem te houden zoals het is. Al is het maar omdat het huidige systeem onderwijsgeld verspilt.

Het onderzoek is na twee jaar speur- en puzzelwerk, af. Nu begint het werk.

Hoe het begon

‘Zeg Gert-Jan, wist jij dat dat uurtje bijles voor Rosan per maand al veel meer kost dan de ouderlijke bijdrage per jaar? Weet de school eigenlijk hoeveel kinderen buitenschools onderwijs hebben, en wat daarin omgaat?’ Deze vragen stelde de moeder van Rosan uit 7B eind 2016 op het schoolplein aan de schooldirecteur en dat leidde tot een onderzoek ‘van onderop’ naar de geldstromen in het onderwijs.

Van de leerling naar de klas, de school, en al snel moesten we het schoolplein af, via het bestuur, langs en door vertakkingen en budgetten bij de gemeente, het samenwerkingsverband, belangenbehartigers en allerhande publieke, markt-  en semi-marktpartijen tot aan de bron bij OCW. 

Waarom we dat deden? Omdat we ons onderwijsgeld zo goed mogelijk voor onze kinderen willen inzetten en we ervan overtuigd zijn dat dat beter kan.

Na bijna twee jaar met inbreng van wat leerkrachten, schoolleiding, ambtenaren van de gemeente speuren in jaarverslagen, excelsheets en begrotingen, hadden we een ongelofelijk complex geldstroomschema, van OCW tot 7B. (En nu is er ook een rapport.)

De voorzichtige conclusie is dat over ongeveer een derde tot de helft van het (ons?) onderwijsgeld al lang en breed besloten is, voor het op school is.

Boven ons hoofd

‘Geldstromen door de school’ brengt in beeld hoe ongebalanceerd de zeggenschap in het bestaande systeem is. Op hoeveel plekken ‘boven je hoofd’ je wel niet als leerkracht of ouder moet ‘medezeggenschappen’ om een sprankje invloed te hebben. Hoe krachtig dat systeem terugduwt als je iets wilt veranderen. De moed zakte ons in de schoenen.

Terug naar 7B

Wat hielp: terug de klas in. Klas 7B heeft ook een begroting opgesteld. Die was, inderdaad, kinderlijk eenvoudig. De klas heeft nodig: een school, een lokaal, een plein, een juf met hulp (van meester Erwin de conciërge tot bijlesjuf Isabel), leermiddelen (van het digibord tot papier in verschillende formaten) en extraatjes (de bus voor het schoolreisje en de sportdag). Toen we de begroting van onze school – de gewoonste van Leiden – bekeken, was dat ook ongeveer wat erop stond: personeel met hulp, huisvesting en schoonmaak, leermiddelen en extraatjes.

Geldstromen in het onderwijs worden pas complex zodra je van het schoolplein af gaat.

Maar je kunt aan die complexiteit nauwelijks iets doen, als MR, leerkracht, schoolleider of loslopende ouder. En voor je het weet, moet er bureaucratie of een club bij om dat op te lossen — ook de Onderwijsraad stelt – oh ironie – een ‘nieuwe onafhankelijke instantie’ voor. Dit alles leidt tot nog grotere complexiteit, schaalvergroting, het verder wegorganiseren van zeggenschap en meer ‘geldbestemmingsmacht’ en dus prioriteitstelling buiten de school. Die complexiteit levert stress op. Wat men dan weer oplost met bypasses (het werkdrukgeld bijvoorbeeld) die het verantwoordingscircus alleen maar groter maken. (Dat laat onverlet dat de keuze om op scholen gezamenlijk met het team over de besteding van het werkdrukgeld te kunnen beslissen, navolging verdient.)

Collectiviteit is nodig en handig

Maar er is wel collectiviteit nodig. Voor solidariteit, kennisdeling, het zuinig inzetten van (publiek én privaat!) onderwijsgeld, bijvoorbeeld door gezamenlijke inkoop, goede keuzes voor huisvesting, specialistische hulp delen.

De collectiviteit kan wel vraaggestuurd. Met de klas, leerkrachten, schoolleiders en ouders als uitgangspunt. Bij hen ligt immers de grootste verantwoordelijkheid voor het lukken van onderwijs.

Zet 7B voorop, (slechts) met toevoeging van clubs, structuren, bedrijven, ambtenaren en bestuurders die helpen. Passend op de vraagstukken, niet op de instituties. Gezamenlijke besluiten van (G)MR’en en de gemeenteraad rond onderwijshuisvesting, bijvoorbeeld. De governance-structuur daarvoor in elkaar zetten, is taai, en vergt een enorme ausdauer. En, adel verplicht, dan moeten ouders en leerkrachten verschijnen. Maar we moeten hoognodig gaan bouwen aan een ‘schoolplein’ waar dat kan, en waar die inzet echt effect heeft.

Versimpel de geldstromen in het onderwijs en versterk het horizontale toezicht. Dat is het advies van de Onderwijsraad net voor de zomer. Eens! Maar als je de geldstromen volgt, kun je niet anders dan concluderen: de zeggenschapsstructuur voor onderwijsgeld verdient geen versterking maar omkering: beginnend op de school.

Meedoen? Mail ons!