Geldstromen

“Zeg, Gert-Jan, wist jij eigenlijk dat ik meer betaal voor twee uurtjes bijles voor Rosan dan voor een heel jaar ouderbijdrage? En weet jij trouwens hoeveel kinderen buitenschools onderwijs krijgen en wat daar aan wordt uitgegeven hier op school?” Dit schoolpleingesprek plantte het zaadje voor ‘Geldstromen door de school’ bij schooldirecteur Gert-Jan de Zwart en de moeder van Rosan uit 7B, Marije van den Berg. “Wat kan er beter, meer én samen als we toch eens álle geldstromen in beeld hebben?”

Van den Berg dook samen met De Zwart in de boeken, en al gauw kwamen zij tot de conclusie: hier zit muziek in. De ambitie? ‘Door de onderwijsgeldstromen door en rond de school grondig in beeld te brengen, krijgen we inzicht in knelpunten en kansen voor efficiency en effectiviteit, terwijl we daarnaast trefzekerder kunnen sleutelen aan samenwerking en zeggenschaps-(her)verdeling in en rond de school. Voor beter onderwijs voor de kinderen. Op een fijne werkplek voor de medewerkers.’ Van den Berg zocht contact met de mannen van ‘Geldstromen door de wijk’, die ervaring hadden met het in beeld brengen en beter bestemmen van geld op wijkniveau en stelde een samenwerking voor.

Anderhalf jaar later hebben zij met de ‘Geldstromen’-onderzoekers Nathan Rozema en Pieter Buisman en onder meer in samenwerking met de gemeente Leiden, stichting Ouders & onderwijs en de medezeggenschapsraad van de school en het overkoepelend bestuur, langzaam een beeld gekregen van de geldstromen door, rond, naar en in de school. Van OCW tot 7B. Wat zien we?

Positief geformuleerd: er is een wereld te winnen. Onderweg van OCW naar 7B stroomt het geld langs allerlei bestemmingen, potten, budgetten en organisaties. Die, begrijp me niet verkeerd, alle een goed onderwijsdoel hebben, en waar mensen zitten met hart voor het onderwijs, die zich ook netjes verantwoorden in boeken en allerhande gremia. Maar waarvan de impact op 7B en de school op zijn minst onduidelijk is. En van wie het aanbod voor het overgrote deel aanbodgestuurd is. Bovendien kan het niet anders dan dat er geld weglekt. Geld verdelen kost geld.

Die meanderende weg van OCW naar 7B betekent grosso modo bovendien dat onze school (lees: ouders, leerkrachten, directeur en leerlingen) over dertig procent van het onderwijsgeld dat OCW bestemt voor onze basisschool, geen effectieve zeggenschap heeft.

Op papier is dat overigens niet zo en gaan wij als gemeenschapje in en rond de school overal over: via MR’en. GMR’en, adviesraden, de Tweede Kamer, de gemeenteraad en Raden van Toezicht is onze (mede)zeggenschap keurig belegd. Maar omdat het gros van de besluiten over de besteding van het onderwijsgeld onderweg naar de school al gemaakt zijn, is die zeggenschap materieel een wassen neus. Als schooldirecteur, leerkracht, ouder en leerling sta je aan het eind van de pijplijn en zit het geld al elders vast. En in de drukte van alledag – zowel voor ouders als leerkrachten – is het stevig vormen van enige tegenmacht een illusie. We weten ook best dat er bij het samenwerkingsverband / in subsidiepotten / bij de gemeente / in de reserves / in vermogensfondsen / in de markt best weer allerlei onderwijsgeld te vinden is, maar de tijd, kennis en dus ook het geld dat ervoor nodig is om dat in 7B te krijgen, is er nauwelijks. Geld krijgen kost geld.

We hebben met de leerlingen van 7B gekeken hoe wat hún betreft de begroting eruit ziet. Die is vrij overzichtelijk: een gebouw, een leerkracht met hulp (van conciërge tot bijlesjuf tot directeur), leermiddelen en ‘extraatjes’ als schoolreis en museumbezoek et cetera. Zij verzinnen geen overkoepelend bestuur, geen samenwerkingverband, geen vervangingspool, geen gezamenlijke inkoop, geen PO-raad, geen onderwijsadviesdienst, geen beleidsadviseurs, geen wethouders en geen subsidiepotten.

Ik wil geenszins beweren dat alle collectiviteit, samenwerking, georganiseerde solidariteit, bestuur of schaalvergroting slecht is voor het onderwijs. Wel is er ruimte voor een experiment. Want wat zou er gebeuren als we de begroting omdraaien? En starten in de klas en op de school, met het gehele budget per leerling dat OCW beschikbaar heeft? 7B wordt het uitgangspunt: het klaslokaal, de leerkracht met hulp, de leermiddelen en de extraatjes. Van daaruit kijken we naar de school: wat is er nodig voor het goed uitvoeren van de taak van de school: goed onderwijs aan alle leerlingen? Wat hebben we aan hulptroepen, advies en ondersteuning nodig? Waar helpt collectiviteit; waar is solidariteit nodig?

Wat zou er gebeuren als je de zeggenschap over het onderwijsgeld neerlegt op de plek waar ook de verantwoordelijkheid gedragen wordt: in de klas, op en rond de school. Met de leerkrachten, de ouders, de leerlingen en als dat helpt, een directie of bestuur. Gesteld dat alle organisaties, bedrijven en instituten in het onderwijs  die nu tussen OCW en 7B in zitten, van waarde zijn voor de school, dan hoeven zij niet bang te zijn: dan zal hun toegevoegde waarde zich vertalen in ‘inkoop’ vanuit de scholen. Hun aanbod zal dan vaker vraaggestuurd zijn – wat ook zij willen, nemen wij aan. En waar het aanbod, het product, het potje, het clubje of het verband niet van waarde blijken, kunnen we ermee stoppen en nuttiger dingen gaan doen.

Bovendien, adel verplicht, moeten de gemeenschapjes rond de school in de benen komen. Zeggenschap en verantwoordelijkheid: geen lichte taak. En eigen keuzes maken al helemaal niet, als school, als leerkrachten, als ouders. Daarvoor is democratisch opbouwwerk nodig, en mensen die daar tijd en energie in willen stoppen.

Op welke nadere vragen die Geldstromen door de School oproept, gaan we dan antwoorden zoeken? Wat kan wellicht anders, beter, effectiever, goedkoper? Aan welke knoppen kunnen we draaien, denkend vanuit 7B?

  • Kunnen we het ‘buitenschoolse onderwijs’ (remedial teaching etc) vervlechten in de school? Geldt dat ook voor passend onderwijs? Welke competenties hebben de eigen leerkrachten, kiezen  we voor “alles zelf in huis tenzij..” en hebben we dan ook het budget daarvoor? Welk advies van wie is nodig, en in hoeverre kunnen we dan het samenwerkingsverband laten krimpen als de vraag elders thuishoort?
  • Is het ‘Buurtzorg’-model een idee, waarbij de school alles zelf regelt en alleen voor bepaalde zaken een koepel vormt (HRM, verzekering…..)
  • We keren het om: de koepel als faciliterende entiteit, b.v. in de vorm van een coöperatie. Welke faciliteiten zijn dan het coöpereren waard? Lukt het om slechts samen te werken waar het nodig is en voor de school aantoonbaar voordeel oplevert, financieel of maatschappelijk? Is de coöperatieve vorm werkzaam voor een vervangingspool, bijvoorbeeld?
  • Vrijwiligers en vrijwilligersbijdrage: kunnen we daarin maayschappelijk ondernemen. Een vergoeding voor de buitengewone inzet, terugschenken, ANBI-stichting?
  • De bestaande reserves scherper benutten voor onderwijskwaliteit.
  • Onderwijsachterstands-geld dat nu via de gemeente loopt, hoe kunnen we de besteding daar passender maken op de daadwerkelijke noden, en met meer zeggenschap vanuit ouders en school?
  • Kan groep 8 het rooster maken?
  • CAO en personeelsbeleid: meer ruimte in de taken en taakopvatting om zo geld voor leerkrachten doeltreffender in te zetten. Minder ‘dertien in dozijn-contracten’, meer wisselende ondersteuning voor klas en leerkracht. Moet elke school een directeur hebben of kun je die taken en dus dat geld ook verdelen onder het team?
  • Gebouwen: Beheer en onderhoud, eigendom en energie, door de splitsing bij gemeente en scholen is er vaak discussie over verantwoordelijkheid, die geld kost en vertraging en ergernis. Kan dat soepeler en sneller?
  • Vereenvoudigen interne procedures omdat de verantwoording lager ligt en dus simpeler wordt.
  • Leermiddelen en -methodes: waar kunnen we samen zelf (door)ontwikkelen en waar helpen uitgevers dan. Is het geld voor leermiddelen ook anders,  juist individueler per school (maatwerk), of juist collectiever over het hele onderwijs (niet allemaal betalen voor een eigen wiel als dat wiel al bestaat) in te zetten?

U leest het: het zijn makkelijke, laagdrempelige, taaie en grote knoppen door elkaar. Eenvoudig hebben we het er dan ook niet op gemaakt, in de governance van het onderwijs. Ook rond die zeggenschap is nog wel wat nader speurwerk naar boven gekomen door Geldstromen door de School:

  • Het is de moeite waard de vergelijking nog verder te verbreden, en verschillen te zoeken, bijvoorbeeld rond koppeling van zeggenschap aan geldstromen cq. integraliteit van besluitvorming.
  • De zeggenschap over passend onderwijs loopt (in elk geval in onze regio) via de schoolbesturen. De medezeggenschap via een “Ondersteuningsplanraad”, waarvan geen enkel lid de praktijk van de scholen zal kennen. Hier is werk aan de winkel.
  • Zeggenschap rond huisvesting loopt via de gemeenteraad; de aansluiting van de overleggen en zeggenschapsgremia van het onderwijs op die van de volksvertegenwoordiging, is er nauwelijks. Hiervoor zou je in gezamenlijkheid een nieuw model kunnen maken.
  • Zeggenschap over onderwijsgeld en de besteding ervan kan dichter bij de school en de kinderen liggen. “Wie betaalt, bepaalt”, betekent dan ook dat schaduwgeldstromen rond schaduwonderwijs (bijles) en ouderbijdragen veel meer aandacht behoeft. Hier ontstaat namelijk governance onder de oppervlakte, die soms wel en soms niet een prototypes is voor het samen verantwoordelijkheid nemen voor de kwaliteit van onderwijs voor íeder kind. Bij ongelijke ouderbijdragen (van die voor school tot die voor bijles) ontstaat vanzelf ongelijke zeggenschap. Dat kun je eerlijker maken, door meer zeggenschap over de grote bedragen, de slokken op de borrel. Waar ouders zelf geen eigen budget (meer) hebben voor onderwijs voor hun kinderen (lees: arm zijn) ontbreekt vaak ook het eigenaarschap. Waar ouders zelf meebetalen en/of bepalen, lees: meer zeggenschap, kan die verantwoordelijkheid groeien.
    Dit is een grote knop om aan te draaien. De MR’en spelen hierin een heel belangrijke rol, maar ook de kennis van leerkrachten en directie over geld moet beter.

Wij willen het experiment wel aan. En proeven meteen: dat gaat allerlei tegenkracht teweeg brengen. Dat lijkt ons mooi: laat iedereen in en rond de school maar vertellen waarom het legitiem is dat zij een substantieel deel van het onderwijsgeld ontvangen dat er per leerling beschikbaar is. Als 7B, hun leerkracht en de ouders overtuigd zijn, zullen ze met plezier het geld hun kant op laten stromen.